/
Aanbevelingen en tips bij gebruik beslisschema

Aanbevelingen en tips bij gebruik beslisschema

Op deze pagina zijn aanbevelingen en tips opgenomen die gebruikt kunnen worden bij het volgen van het beslisschema (zie Beslisschema objecten en attributen Geopackage).

Beslisschema

  • Als in een beheergebied zowel peilgebieden als vrij afwaterende gebieden voorkomen dan moeten beide sporen in het beslisdiagram worden doorlopen. Dus zowel de het spoor na de stap ‘Peilgebied=ja' voor alle peilgebieden als 'Peilgebied=nee’ voor de overige (niet peil-) gebieden.

  • Het spoor ‘Peilgebied=nee’ mag ook doorlopen worden voor peilgebieden (en heeft nut als er een oppervlaktewatermodel beschikbaar is!). In dat geval bevatten de objecten GrondwaterKoppelPunt, GrondWaterKoppelLijn, GrondwaterInfoPunt en GrondWaterInfoLijn de zogenoemde 'ik-weet-het-beter’ data. In dat geval zal de informatie uit deze objecten gebruikt worden in het grondwatermodel en niet de streefpeilen uit de peilgebieden.

Gebieden

  • Alleen de objecten PeilgebiedPraktijk en PeilafwijkingGebied worden toegevoegd aan de geopackage. PeilgebiedVigerend en PeilbesluitGebied dus niet.

    1. In het geval dat de objecten (gebieden) met het in de praktijk gehanteerde streefpeil in de kernregistratie, in een ander object dan PeilgebiedPraktijk is opgeslagen (bijvoorbeeld PeilgebiedVigerend), dan moet de data van deze objecten (gebieden) alsnog altijd ingevuld in PeilgebiedPraktijk in de geopackage.

    2. Wanneer PeilgebiedPraktijk en PeilafwijkingGebied in de kernregistratie zijn gecombineerd tot 1 verzameling objecten (en bijvoorbeeld opgeslagen in PeilgebiedPraktijk) dan volstaat alleen het opnemen van het object PeilgebiedPraktijk in de geopackage.

    3. In de verwerking van de gebieden is PeilafwijkingGebied altijd maatgevend boven PeilgebiedPraktijk. Met andere woorden: streefpeilen uit een PeilafwijkingGebied worden gebruikt in plaats van de streefpeilen uit het PeilgebiedPraktijk (op dezelfde locatie).

Waterstanden

  • Voor elk peilgebied (of een PeilgebiedPraktijk of een PeilafwijkingGebied) moet minimaal 1 streefpeil gedefinieerd worden. Meer mag (zie volgende punt).

  • Als er sprake is van meerdere streefpeilen in dezelfde tijdsperiode (bijvoorbeeld een dynamische onder- en bovengrens) dan moet één van onderstaande extra attribuutwaarden gebruikt worden in het attribuut soortStreefpeil van object Streefpeil om aan te geven welke oppervlaktewaterstand gebruikt moet worden in het grondwatermodel. Is er slechts één streefpeil gedefinieerd dan zijn de extra attribuutwaarden optioneel en niet verplicht (mag wel). De extra attribuutwaarden zijn:

    1. 900 Modelwaterstand

    2. 901 Modelwaterstand zomer

    3. 902 Modelwaterstand winter

  • Welke waterstanden worden in het grondwatermodel gebruikt:

    1. Als er sprake is van een vrij afwaterend gebied wordt altijd het AHN peil gehanteerd (zie ook de definitie van een vrij afwaterend gebied).

    2. In alle andere gevallen wordt het streefpeil van het betreffende peilgebied gehanteerd.

  • GrondwaterKoppelPunt en GrondWaterKoppelLijn representeren de geometrische ligging van de objecten (punten en lijnen) en GrondwaterInfoPunt en GrondWaterInfoLijn bevatten de waarden (bijvoorbeeld de waterstand en weerstanden) op deze locaties.

  • Koppelpunten en Koppellijnen hoeven niet geometrisch samen te vallen. Beide worden aan een HydroObject gelinkt. In de modelgeneratie wordt de geometrie van het HydroObject gebruikt.

  • Waterstanden moeten altijd op de punten gedefinieerd worden. Weerstanden altijd op de lijnen.

  • AHN peilen hoeven niet toegeleverd te worden. Die worden afgeleid in de MIPWA rekenregels.

Wateraanvoer

  • De definitie van wateraanvoer per gebied is nodig om te bepalen of een gebied vrij afwaterend is of peil beheerst:

    1. Als er geen peilgebied is gedefinieerd → dan vrij afwaterend → het AHN peil wordt gebruikt voor de waterstand.

    2. Als er wel een peilgebied is gedefinieerd en er is wel wateraanvoer → dan peil beheerst → waterstand volgt uit streefpeil (optioneel kan ook waterstand uit GrondwaterKoppelPunt/GrondwaterInfoPunt gebruikt worden).

    3. Als er wel een peilgebied is gedefinieerd en er is geen wateraanvoer dan geldt:

      1. AHN peil hoger dan streefpeil peilgebied → dan vrij afwaterend → het AHN peil wordt gebruikt voor de waterstand.

      2. AHN peil lager dan streefpeil peilgebied → dan peil beheerst → waterstand volgt uit streefpeil.

  • Om wateraanvoer per gebied te definieren moet een extra attribuut ‘functie’ toegevoegd worden aan het object AfvoergebiedAanvoergebied. Mogelijk attribuutwaarden zijn:

    1. afvoer

    2. aanvoer

    3. afvoer en aanvoer

Watergangen

  • Alleen watergangen uit de legger (primaire watergangen) moeten opgenomen worden in de geopackage.

  • Geef de stroomrichting (bij een afvoersituatie) op middels de tekenrichting (bovenstrooms-benedenstrooms).

Profielen

  • Het attribuut code in ProfielGroep, ProfielLijn en Profielpunt is optioneel en niet strikt noodzakelijk. Dit attribuut bevat wel een leesbare identifier en is handig om toe te voegen.

  • Een ProfielPunt is gekoppeld aan een ProfielLijn. Een ProfielLijn is gekoppeld aan een ProfielGroep. En een ProfielGroep is gekoppeld aan een HydroObject.

  • ProfielPunt is niet noodzakelijk (en dus niet verplicht) voor MIPWA grondwatermodellering, maar is op dit moment wel nodig voor modellering van oppervlaktewatermodellen. Het is een keuze om dit object wel of niet op te nemen in de geopackage.

  • De hoogte wordt altijd uit de geometrie (z-waarde) afgeleid. Het attribuut ‘hoogte’ is daarom geen verplicht attribuut.

  • Bij zowel ProfielLijn als ProfielPunt kunnen meerdere hoogte (z-waarden) opgegeven worden. Er kan dan bijvoorbeeld onderscheid gemaakt worden in de hoogte van de vaste bodem en de hoogte van een sliblaag. Afspraak is om alleen de vaste bodemhoogte te definiëren, en dus 1 z-waarde/hoogte in profieLijn en profielPunt, overeenkomstig profielweergave gelijk ’1. gemeten: vast bodem’ (geen verplicht attribuut voor MIPWA modellering).

  • Als er geen metingen beschikbaar zijn moet gebruik gemaakt worden van de normgeparametriseerde profielinformatie. Als beide beschikbaar zijn, vul beide dan in!

  • Metingen hebben in modellering altijd de voorkeur boven normgeparametriseerde profielinformatie, behalve als er onvoldoende dichtheid zit in de metingen (onderdeel van MIPWA rekenregels).

  • Als er geen waarden voor de insteek (linker- en rechterzijde) worden gedefinieerd dan wordt standaardwaarde gebruikt in de MIPWA rekenregels (3 m +NAP). De insteek wordt niet gebruikt bij het bepalen van het natte oppervlak, want daartoe wordt het oppervlak begrensd door het peil.

Formaten

  • Datums in de geopackage worden altijd als ‘ddmm' gedefinieerd. Dit geldt voor de attributen beginPeriode en eindPeriode van de objecten Streefpeil, GrondWaterInfoPunt en GrondwaterInfoLijn.

MIPWA Rekenregels

  • Er moet in ieder geval minimaal één GrondwaterKoppelPunt gedefinieerd worden op een Hydro-object (waterloop). Er kunnen zich echter verschillende situaties voordoen:

    1. Een waterloop met 1 rekenpunt: in dat geval wordt voor de gehele waterloop dezelfde waterstand gebruikt.

    2. Een waterloop met 2 rekenpunten: in dat geval wordt de waterstand over de waterloop geïnterpoleerd tussen deze twee waarden.

    3. Een waterloop met 3 rekenpunten: in dat geval zal de waterstand voor het eerste (bovenstroomse) deel van de waterloop worden geïnterpoleerd en daarna constant gehouden.

    4. Er wordt nooit over punten heen geïnterpoleerd.

  • De dichtheid van het aantal rekenpunten is niet voorgeschreven. Er wordt altijd een optimalisatie gedaan over het aantal beschikbare rekenpunten ten behoeve van de rekentijd.

  • Bodembreedte en natte omtrek worden altijd uit de gemeten profielen afgeleid en niet ingelezen uit de attributen van het object GrondwaterInfoLijn.

  • Profielvormen worden altijd van bovenstrooms naar benedenstrooms getransformeerd (conform de tekenrichting in de Geopackage).

Geopackage

Onder voorbehoud van bevestiging door RHDHV en Sweco

  • Het gebruik van multi-part geometrie in het attribuut shape zijn toegestaan voor de volgende objecten:

    • PeilgebiedPraktijk

    • PeilafwijkingGebied

  • maar niet voor de objecten:

    • HydroObject

    • ProfielLijn

Related content